Er zijn 4 verschillende soorten doelen:
1. Vermijdingsdoelen = Doelen om pijn en falen te vermijden. Je richt je hierdoor vooral op datgene wat je wilt voorkomen in plaats van wat je wilt bereiken. Je focus ligt dan vooral op het nee-gebied. Deze doelen hebben wel een functie, ze zijn bijvoorbeeld heel waardevol voor onze veiligheid in het verkeer. We doen een gordel om, om te vermijden dat we bij een ongeluk door de auto slingeren. We stoppen bij een rood stoplicht om te voorkomen dat er een ongeluk gebeurt. Maar ze werken vaak niet zo goed als het gaat om doelen op het gebied van persoonlijke ontwikkeling. Zoals een leerling die wil voorkomen dat hij faalt voor een toets. Dan ontstaat er spanning en stress en krijg je het “denk niet aan een roze olifant”-effect.
2. Bereik-doelen = waar je naar toe wilt werken. Een doel dat je wilt bereiken. “Ik zet alles op alles om dat te kunnen bereiken”. Je focus ligt op waar je wél naar toe wilt. Deze doelen werken beter als het gaat om persoonlijke ontwikkeling dan de vermijdingsdoelen.
3. Ontwikkeldoelen = Je richt je vooral op de weg naar je einddoel toe. Je focus ligt dus op het proces. Hierdoor ben je gericht op het werven van vaardigheden en kennis in plaats van alleen op het eindresultaat. Ontwikkeldoelen zijn minder vatbaar voor stress, angst om te falen en spanning. Mensen presteren ook beter na negatieve feedback bij ontwikkeldoelen dan bij prestatiedoelen.
4. Prestatiedoelen= Je richt je op het eindresultaat. Je denkt niet van te voren na over wat je moet doen om daar te komen. Het is vooral een gevoel van winnen-verliezen. Prestatiedoelen worden vaker niet behaald dan ontwikkeldoelen, omdat mensen niet bezig zijn met het gedrag en de acties die zij moeten ondernemen om er te komen. Ze hebben geen voorbereiding. Deze doelen stranden daardoor ook meestal na enige tijd.